Vanja Beukelman in gesprek met Jeroen en Bianca
Ruim zestig Rozenburgse militaire veteranen hebben zich verenigd in stichting De Plunjebaal. De stichting heeft onder meer als doel de maatschappelijke erkenning en waardering voor veteranen te vergroten en veteranen en oud-militairen en hun partners een plek te bieden waar zij hun ervaringen kunnen delen. Dat is belangrijk, weten bestuurslid Jeroen Bakker (49) en zijn vrouw Bianca. Na een vredesmissie in Kosovo kreeg hij een Post Traumatische Stress Stoornis, PTSS. In zijn ‘plunjebaal’ zaten heftige ervaringen. Bij de verwerking daarvan hadden Jeroen en Bianca hulp nodig.
“In dienst hebben we allemaal een plunjebaal”, vertelt Jeroen. “Daar zitten je kleren en persoonlijke eigendommen in. Je kan het als naam van de stichting symbolisch zien. De stichting is een verzameling is van veteranen en oud-militairen. Iedereen mag in de plunjebaal. Er is ook een aantal leden nog actief dienend. In totaal zijn er 70 á 75 veteranen in Rozenburg. In principe ben je veteraan als je op een uitzending bent geweest voor een VN missie of NAVO-geleide missie voor de duur van 30 dagen. In mijn tijd was dat nog 90 dagen.”
Jeroen is via dienstplicht in het leger terecht gekomen.
“Tegenwoordig kies je voor het leger. Tot 1996 had je de dienstplicht. Ik ben zelf vanuit de dienstplicht gebleven. Bijgetekend als BBT, Beroeps Bepaalde Tijd. Ik ben naar Kosovo geweest van 14 december 1999 tot 16 maart 2000. Het is maar net waar je naartoe wordt uitgezonden. Dat weet je niet van tevoren. In principe mag je niet weigeren.
Het was spannend om daar te zijn tijdens de millenniumwisseling. Alle computers zouden instorten, dachten we. Toen we daar aankwamen, zijn we vanaf 20 december aan het werk gegaan. Van tevoren word je voorbereid. Ik heb drie weken een opwerkprogramma gehad op Gilze-Rijen over hoe het land in elkaar steekt.
Het was een vredesmissie. Je probeert om de mensen daar weer een beetje een zinvoller leven te geven. Alles was kapot. Huizen, wegen. Er waren nog strijdende partijen en die probeer je uit elkaar te houden. Wij stonden daar neutraal in. Geen kant kiezen.”
Je loopt daar wel in een oorlogsgebied dus je loopt in een bepaalde spanning.
Tijdens een vredesmissie heb je zo min mogelijk contact met de lokale bevolking.
“Ze stonden daar natuurlijk heel veel dingetjes te verkopen. Trap daar een keer in en ze staan allemaal voor de poort. Het was echter een helivliegveld, dus een kwetsbare locatie. Je loopt daar wel in een oorlogsgebied dus je loopt in een bepaalde spanning. Je bent 24/7 alert. Als we rondes reden, deden we het rek voor de vooruit, omdat ze wel stenen van het viaduct lieten vallen als wij daar onder door reden.
We zaten op een gecombineerd kamp met 240 Duitsers en 80 Nederlanders. Op dat kamp moest je werken en leven. Ik was hondengeleider en zorgde met mijn hond Marko dat het vliegveld veilig bleef. We liepen onze patrouilles. Daarnaast reden we mee in konvooien met personeel dat werd gewisseld. Ik werkte al op vliegbasis Volkel in Nederland met Marko. We hadden een heel goede band. Hij is je partner. Je moet van hem op aan kunnen als het spannend wordt. Na de missie ging Marko met pensioen en mocht hij bij mij wonen tot zijn dood. Nu heb ik de urn met zijn as hier.”
Het kamp maakte deel uit van een helikopterbasis.
“Het veld was in tweeën gedeeld. Een helft was ons leefgebied. Slapen, eten, douche- en toiletcontainers, wasserette, telefooncellen, alles op 300 bij 60 meter, met 300 man. Dan heb je wel eens een botsing. Maar je moet het wel uitpraten, want je moet nog even door met elkaar. Het kamp was beschut, met een aarden wal van vijf meter hoog. Daarbuiten was het wel spannend. Bij een feestje schieten ze daar in de lucht. Schietpartijen gebeurden daar gewoon. Daar ben je wel bedacht op. Over elke stap denk je twee keer na. Je bent continu alert.
Contact met Nederland was er bijna niet. Wij hadden cellen met ouderwetse telefoonkaarten. Die kocht je voor 20 Deutschmark. Het ging via satellietverbinding. Die telefoontikken gingen snel op. Dan belde je eens in de 14 dagen vijf minuutjes. En moest je aan het einde van je verhaal ‘stop’ zeggen, want door de vertraging zou je anders door elkaar heen praten.
Mail ging via floppy’s. Via Den Haag. Daar keken ze of er niets uitgehaald moest worden wat mensen niet mochten weten. Of wat onrust zou geven.”
Jeroen moest erg wennen, weer terug in Nederland.
“Ik moest echt mijn weg weer vinden. In Kosovo mocht je niet van het verharde pad af. Het heeft maanden geduurd voor ik weer een stap op het gras durfde zetten. Nog steeds als ik door het park loop en er ligt een blikje, denk ik: mijnen!
De PTSS kreeg ik er gratis bij. Er zijn daar zaken voorgevallen die een stukje schade hebben opgeleverd. Daar moet ik nu mee zien te dealen. Er zijn honderdtwaalfduizend veteranen in Nederland en maar één of twee procent heeft een trauma. Ik heb jaren gelopen van ‘het gaat goed.’ Het is toch een stigma. Ik zie het als een stempel op mijn voorhoofd. Ik heb het heel lang weggedouwd. Grote jongen, ik kan het nog wel. Wegstoppen. Slokje alcohol erachteraan. Ik zat in de beveiliging. Werken, werken, werken. Extra dienstjes draaien. Vluchten in werk en alcohol. Daar ben ik toen met Bianca mijn vrouw zelf uitgekomen.”
Twaalf jaar na zijn terugkeer stortte Jeroen toch in.
“Op het vrijgezellenfeest van mijn broer, 12 jaar na mijn terugkeer, ging het fout. Ik ben in een kroeg in Rotterdam de tent uit gevlucht. De jongens hebben me thuisgebracht. Ik kon het niet meer. Alle laatjes gingen open en alle bagger kwam eruit. Toen heb ik maatschappelijk werk van Defensie gebeld, het veteranenloket. Dezelfde week werd een traject opgestart. Dat heeft uiteindelijk 2,5 jaar geduurd. Elke week naar Utrecht. Met de restschade moet ik leren leven. Een stukje diep in het brein dat zo beschadigd is, dat je er nooit meer vanaf komt. Als een lichamelijke beschadiging.
Ik was niet boos op de wereld. Maar je vertrouwen in de mensheid is wel beschadigd. Het veilige gevoel van Rozenburg kwam terug na een tijdje. Het is mijn thuis, in principe al mijn leven lang.”
Jeroen is geboren en getogen Rozenburger.
“Mijn vrouw Bianca ook. Mijn ouders komen niet van Rozenburg. Zij zijn hier voor het werk gekomen. Mijn vader heeft in de petrochemie gezeten. Mijn moeder was er voor het gezin. Twee jongens. Toen ik terug was, wisten mensen hier in het dorp in de directe omgeving wel waar ik was geweest. Familie en vrienden. Veel kaarten van gehad. De rest van het dorp wist het niet zo. Het stond niet in de krant ofzo.
Ik heb heel toevallig met een andere Rozenburger gediend. Ik ging naar Skopje om een paar andere militairen op te halen. Iemand stapte in met een bekende kop. We raakten aan de praat. Ik vroeg waar ik hem van kende. Hij zei: ‘Dat zal wel de Panda zijn. De jeugddisco in de Schans.’ Dat was wel heel apart. Zit je 2300 kilometer van Rozenburg vandaan, kom je een Rozenburger tegen. Hij was helikoptervlieger. Ik mocht nog een keer meevliegen.”
Jeroen heeft sinds enkele jaren een hulphond voor zijn PTSS: Olix.
“Als ik met Olix loop krijg ik vaak de vraag of hij een hulphond is die ik aan het opleiden ben. Hij verbetert mijn kwaliteit van leven. Ik zat van ‘s ochtends tot ‘s avonds in het hoekje op de bank. Nu moet ik wel van de bank af. Olix moet naar buiten.
De PTSS heeft een grote invloed gehad op mijn huwelijk met Bianca. De hulphond heeft veel spanning weggehaald. Gingen we naar een verjaardag dan was ik al een week van tevoren gespannen. Nu ben ik veel meer ontspannen. De hond let op mij. Dat geeft mij en Bianca rust.”
Er is een kameraadschap. Maakt niet uit welke missie, in welke tijd.
Stichting De Plunjebaal was al enkele jaren actief en is april vorig jaar officieel opgericht.
“Met name Bianca had zoiets van: ‘al die oudere veteranen vallen een voor een weg. Als zij er niet meer zijn, dan heb je niets meer.’ Toentertijd waren er maar twee of drie jonge veteranen die de veteranendagen in Rozenburg bezochten. Dus we zijn gaan zoeken naar de jongeren. Dat is uiteindelijk gelukt. De oudere veteranen dat zijn de mensen als meneer Henneveld en de laatst overleden meneer De Ronde. De jongere zijn ook nog wel in Libanon in de jaren ‘70 geweest, maar zijn soms ook net terug van een missie.
Wat ons bindt is de eigen taal die je spreekt. Ik zie in een oogopslag hoe iemand in zijn vel zit. Je hoeft niets uit te leggen. Dat is heel anders als in de burgermaatschappij. Er is een kameraadschap. Maakt niet uit welke missie, in welke tijd. Het is een aparte cultuur. Je hebt hetzelfde meegemaakt. Niet precies hetzelfde, want geen missie is gelijk. Je deelt wel dezelfde gevoelens. Je bent lange tijd van huis, zonder de mensen van wie je houdt, in gevaarlijk gebied. Je moet blind op je kameraad kunnen vertrouwen. Ook op momenten dat je niet kunt overleggen. Dat schept een bepaalde band met elkaar. Dat valt niet uit te leggen.”
De boodschap van De Plunjebaal is verbondenheid met elkaar.
De gesprekken bij De Plunjebaal zijn niet perse zwaar.
“De stichting is bij tijd en wijle best gezellig. Er zijn weer activiteiten. We gaan proberen om meer mensen erbij te betrekken. Er zijn mensen die denken dat het heel zwaar is en we veel praten over de zware dingen. Dat kan als je wilt, maar het is geen must. Het is ook gewoon een beetje slap ouwehoeren.
Gemeente Rotterdam organiseert veteranenactiviteiten. Daar mogen Rozenburgers heen. Maar dat is gevoelsmatig zo’n afstand, dat we hebben geprobeerd het ook in Rozenburg te houden. We willen eigenlijk de Rozenburgse veteranen de eigen identiteit laten behouden. Juist in zo’n kleine groep heb je veel sneller contact. Die connectie is zo belangrijk in zo’n dorpje.
De boodschap van De Plunjebaal is verbondenheid met elkaar. Contact zoeken en behouden. En naar de Rozenburgers toe meer zichtbaar krijgen van de belangrijke rol die militairen en veteranen hebben gespeeld. En dat ze ook jong kunnen zijn. Niet alleen de Tweede Wereldoorlog of Indië. Mensen bewust maken dat je buurman een veteraan kan zijn. Een mens met een verhaal. Dat geldt niet alleen voor veteranen. Dat geldt voor iedereen.
In juli stonden we met een foto expositie op het Raadhuisplein. Portretten van veteranen. Alleen maar positieve reacties! De billboards zouden best groot zijn. Toen ik het zag was het wel van: enorm! Ik liep met mijn hondje op het plein en hoorde een kind roepen ‘Dat is hem, dat is hem!’. Wel leuk natuurlijk.“
Sinds kort werkt Jeroen weer.
“Ik werk in Geervliet bij een camperstalling. Olix mag mee. We hebben zelf ook een campercaravan. Ik doe het groenonderhoud op het terrein en campers in en uit halen. Daar zijn ook caravans en boten. Gewoon weer een leuke baan. Helemaal leuk.
Mijn kijk op het leven is wel veranderd. Ik vind dat ze hier wel eens moeilijk doen. Je hoort wel eens van ‘mijn vrijheid wordt ontnomen’. Dan denk ik waar maak je druk om.
Vroeger had je dienstplicht. Dat zou ik voor alle jongeren willen invoeren. Voor de kameraadschap maar ook voor de discipline. Ik zie het ook als een stuk levenservaring opdoen. Je krijgt een paar dingen ingeprent waar je de rest van je leven profijt kan hebben. Ik zou het zo weer doen. Hoef ik geen seconde over na te denken.”
Respect. Dankjewel voor het delen van jouw verhaal Jeroen. De fotos van Leander waren een mooi eerbetoon aan alle veteranen mooi dat Wim de Ronde daar nog bij stond. Mijn vader Henk Bergwerff was er toen al niet meer. Hij had die foto,s prachtig gevonden en het initiatief van de plunjebaal met contacten op Rozenburg echt gewaardeerd.
Hartelijke groet,
Thea Bergwerff
Ik weet wat je hebt moeten doormaken Jeroen. Ben uitgezonden naar Nederlands Nieuw Guinea. Een jaar lang patrouilles lopen , confrontaties met Indonesische troepen, vuurcontacten en angst. Ik heb gelukkig veel van mij kunnen afzetten….maar niet alles. De vreselijke fout die ik hebt gemaakt in de kampong Teminaboean, blijft mij als een schaduw volgen. Gelukkig kan ik met mijn familie en vooral mijn maten altijd mijn rust vinden.
Ik heb jou verhaal via mijn schoonvader Peter van de Broek kunnen lezen.
Sterkte Jeroen.
Niet schoonvader maar schoonzoon 😘
Mooi geschreven! Knuffel voor jullie, ook voor Olix en Wollie.. 😊
Mooi verhaal Jeroen, top dat jullie als Rozenburgers proberen jullie eigen indentiteit te behouden. Ik ben geen Rozenburger maar snap helemaal wat jij bedoel met de verbondenheid onderling. Je vrouw Bianca is een kanjer en jij ook, tijd voor weer eens bakkie koffie/pleur