Je praat toch over een tijdbestek van een jaar of veertig, waarin je lief en leed van mensen meemaakte.

Foto van Chris, Anita en Vanja
Vanja Beukelman-Pavlovic in gesprek met Chris en Anita Bestebroer

Chris Bestebroer en zijn vrouw Anita hadden jarenlang Cafetaria De Oase in de Emmastraat. In 2011 verkochten ze de zaak en openden ze in het pand ernaast viswinkel De Lekkerbek. Na precies tien jaar stopten ze om rustiger aan te gaan doen. Als Rozenburger en oud-eigenaar van een goedlopende Rozenburgse zaak, kent Chris bijna iedereen in het dorp.

“Ik ben een geboren en getogen Rozenburger”, vertelt Chris. “Mijn vader is hier ook geboren. Mijn opa van vaderskant was erg jong toen hij hier kwam wonen. Mijn opa van moeders kant, Kerkhof, was koster van de Christelijk Gereformeerde kerk op de Zanddijk. Daar wonen nog steeds best wel wat Kerkhofen. Ik kom uit een gezin van acht kinderen. Zeven broers en één meisje. Zij werd erg verwend. De oudste broer is helaas overleden. Hij was 36 en kreeg een hartstilstand. We woonden eerst op de Bomendijk en verhuisden daarna naar de Julianastraat. Daar hebben mijn ouders nog jaren gewoond.”

Als jong ventje ging Chris bij zijn oom in de viszaak werken.

“Dat was in de Prinsenstraat, de Vilderssteeg in de volksmond. Ik heb ook nog een jaar of tien bij Van der Steen geweekt, aan de Laan van Nieuw Blankenburg. Dat was een cafetaria en viswinkel, een begrip in Rozenburg. Ik had eigenlijk altijd in mijn hoofd zitten dat ik voor mezelf wilde beginnen en toen ik 24 was, in 1980, heb ik hier op de Emmastraat het cafetaria overgenomen. Mijn baas vond het niet zo leuk dat ik hier ging beginnen, maar hij had het altijd al geweten. Het heeft nog tien jaar geduurd.”

Oude Rozenburgers zeggen ook ‘ik ga naar de patatzaak’. Dan kwamen ze met een pan naar binnen.

De zaak heette De Oase en bleef zo heten.

“Het was een zaak die goed liep. Ik heb de naam zo gehouden, want dat verander je niet als het goed loopt. Eigenlijk net als de fietsenzaak van Van Leeuwen. Jan Willem is al jaren de eigenaar, maar oude Rozenburgers zeggen nog steeds ‘Ik ga naar Mar’. Ik denk dat een cafetaria typisch Nederlands is. Oude Rozenburgers zeggen ook ‘Ik ga naar de patatzaak’. Dan kwamen ze met een pan naar binnen. Vroeger, toen dat begon, had je patat met ketchup of piccalilly. Pindasaus had je nog niet eens. Daarna kwam de rest pas. Kroketten en frikandellen, ballen gehakt, bamihapjes. Typisch Nederlands. Ik denk dat je nergens anders in Europa een bamihapje kan bestellen.”

Chris maakte de ballen gehakt, de patat, de pindasaus en de nasi- en bamischotels zelf. 

“Dat deed ik in de kelder. Aardappels schillen en pitten en dan voorbakken. Dat deden we allemaal zelf. In die tijd waren er in Rozenburg twee cafetaria’s en één Chinees. We waren zeven dagen per week open van half 12 ’s ochtends tot half 12 ’s avonds. Dat was de eerste jaren hard werken, maar na verloop van tijd kregen we personeel. Ik heb in de loop der jaren veel personeel gehad. Voor de weekenden, voor de avonden. Dan hing je een briefje op het raam dat we iemand zochten. Het was hard werken. Pauze was er niet. Koffie drinken deed je als je tijd had. Het was gewoon aanpakken. Momenten van hollen of stilstaan. Hollen, dan ren je de benen uit je lijf. Stilstaan, dan heb je even niets te doen. Dan kan je eten. Vroeger gingen de kruideniers een uur dicht tussen de middag. Bij ons was het dan juist druk. Dat is ook typisch Hollands: allemaal rond half 6, 6 uur aan tafel. Vooral op vrijdag en zaterdag was het druk. Iedereen wil wel zoiets als een cafetaria beginnen en ze denken: dat doe ik wel even. Het lijkt erop dat mensen ongeduldig zijn geworden. De eerste jaren is het keihard werken, maar dat doet men niet zo snel meer. Mensen willen snel en makkelijk geld verdienen. In zo’n zaak moet je eerst tijd en energie investeren.”

In 1984 kwam Anita Boudewijns voor De Oase werken. Inmiddels zijn Chris en Anita al 30 jaar getrouwd.

“Anita kwam als weekendhulp werken. Ze was toen een jaar of zestien. Ze moest haar rijbewijs nog halen. Een jaar of vier later ging haar verkering ging uit en lag ik in een vervelende scheiding. Niet lang daarna werden we verliefd op elkaar en werden we een koppel. Het gebeurde gewoon. Toen was ik niet meer haar baas maar haar vriend. We gingen samen de zaak runnen. ‘s Avonds gingen we niet werken. Daar hadden we personeel voor. Op dinsdag waren we vrij, en om en om op zaterdag. Ik ging dan naar het voetbalveld en als Anita aan de beurt was, ging ze met haar moeder winkelen.”

Er kwam er ineens één binnen met een zwaard en eentje met een pistool.

Elke maandagavond zat hetzelfde clubje mannen in de zaak.

“Met een man of zeven kwamen ze ‘vergaderen’. Teun, Ab, Jaap, Piet, Jaap, Pleun. Steeds hetzelfde clubje. Dan kwamen ze bieren en ouwehoeren. Dat noemden ze vergaderen. In 2003 is de zaak overvallen. In de week van Sinterklaas, na de vergadering. Er kwam er ineens één binnen met een zwaard en eentje met een pistool. Die douwde dat pistool op mijn borst. Dan voel je wel dat het menens is. We roomden altijd de kassa af. Nu ook. Er zat misschien iets van zes tientjes in. Ze zullen er blij mee geweest zijn. Het was binnen en paar seconden gebeurd. Ze hadden iets voor hun gezicht, een soort mondkapjes. Ik heb het altijd gezegd: ‘Dat gaat een keer gebeuren’. Gelukkig was ik het zelf. Het personeelslid dat ook aanwezig was, bleef gelukkig achterin. Ik denk dat die er nog steeds last van heeft. Een paar jaar geleden is het trouwens weer gebeurd met de nieuwe eigenaar.”

Een jaar later veranderden de openingstijden van De Oase. De zaak ging eerder dicht.

“Dat was niet persé door de overval. De tijden veranderden gewoon. Mensen gingen niet meer zo laat over straat. De mensen hebben ook veel meer in huis. De supermarkt is langer open. Als ze vroeger niet meer in de supermarkt terecht konden, haalden ze bier en frisdrank in de cafetaria. Tijden veranderen. De mensen leven sneller. Machines zijn beter. Magnetrons, airfryers. Dat nostalgische is er niet meer, maar ik denk niet dat een cafetaria ooit verdwijnt. Ik heb 31 jaar lang die zaak gehad. Je komt wel eens mensen tegen die als kind in de zaak kwamen en later met hun eigen kind langs kwamen. Iedereen eet patat. Onze dochter Renate kreeg hier een baantje toen ze 16 was. Dan zei ze: ‘Die jongen ga ik niet helpen, want die ken ik’. Maar zo werkt het niet. We wisten van iedereen wat. Als je een kind zag wist je: die is van die en hoort daar. En: die neemt altijd twee kaassoufflés. We wisten geen namen, maar wel ‘die van die twee kaassoufflés’. Of: ‘die frikandel speciaal met ketchup in plaats van curry’. Er was ook iemand die iedereen zenuwachtig maakte. Het ging altijd fout met zijn bestelling. Hoe nerveuzer je wordt, hoe erger het wordt.”

De Lekkerbek was voor ons nog gezelliger. Veel gesprekken met Rozenburgers.

In 2011 verkochten Chris en Anita De Oase. 

“Zelf patat schrappen werd te kostbaar. De oogst was een keer heel slecht. In 2005 kochten we een keer kant en klare patat. We zeiden niets. Bijna niemand merkte het. Tegenwoordig is de kwaliteit van bijvoorbeeld Farm Frites zo goed, dat je het verschil amper merkt. Ik ben zelf niet zo’n patat-eter. Ik was het eigenlijk spuugzat. Ik wilde de zaak verkopen. Maar toen ik het wegdeed, was het toch wel moeilijk. Het was toch een beetje ons kindje. Het pand ernaast hadden we al. De huurders gingen weg. Het kwam leeg. Anita zei: ‘Dan ga je toch een viszaak beginnen?’ Toen openden we viszaak De Lekkerbek, naast De Oase. De Lekkerbek was voor ons nog gezelliger. Veel gesprekken met Rozenburgers. Dat liep zó goed, maar we gingen toch een keer stoppen, na precies tien jaar. We hebben een camper waar we graag mee weggaan. Je moet een keer in je leven tijd voor jezelf nemen.”

Terugkijkend zou Chris het bijna niet anders hebben gewild.

“Ik zou het allemaal zó weer doen, maar dan alleen de vis. Ik heb het leuk gehad met de patat, maar het was noodgedwongen. Er was in vis geen droog brood te verdienen vroeger, daarom deed iedereen er patat naast. Alleen kibbeling en haring liep altijd goed. We hebben veel meegemaakt. Je komt nog steeds bekenden tegen op het dorp. Je praat toch over een tijdbestek van een jaar of veertig, waarin je lief en leed van mensen meemaakte. Generaties die elkaar opvolgden. We namen wel eens foto’s van kinderen die een ijsje kwamen halen. Die foto’s hangen er nu nog. Dan komt er een vrouw van een jaar of veertig in de zaak: ‘Hee dat ben ik!’ De echte kern van het dorp die ken je allemaal wel. Scheelt natuurlijk dat je ook zelf een Rozenburger bent. Dan ken je een hoop mensen. Ook toen we afscheid namen. Zo veel cadeautjes, kaartjes en briefjes. Mensen die even gedag kwamen zeggen. dat heb ik nog nooit meegemaakt. Er hingen wel 200 kaarten. De mensen leefden echt mee. Dat is ook wel een beetje dorps. Saamhorigheid. Dat mensen wat voor elkaar over hebben.”

Foto van Cafetaria De Oase in de Emmastraat

Cafetaria De Oase in de Emmastraat

Foto van Chris en Anita in viszaak De Lekkerbek

Chris en Anita in viszaak De Lekkerbek

Reageren & Reacties

0 reacties

Een reactie versturen

De Rozenburgse Mozaïekroman is een openbaar platform voor liefhebbers van Rozenburgs immaterieel erfgoed. Als u reageert, houd het dan netjes. De redactie behoudt zich te allen tijde het recht voor om reacties te verwijderen (of aan te passen) zonder hiervan melding te maken.

Meer verhalen

Foto van Heleen Klifman en Vanja

Ik heb eigenlijk een heel beschermde jeugd gehad.

Heleen Klifman is een geboren en getogen Rozenburgse, geboren in het dorpje Blankenburg, Met namen van hier als Varekamp en Kleywegt in de familie.

Foto van Mark Smit

Als Rotterdam de mooiste rotstad is, dan is Rozenburg het mooiste rotdorp.

Mark Smit is een import-Rozenburger. Hij heeft het hart op de tong, maar met de beste bedoelingen voor het dorp, open en begripvol voor mensen en veranderingen.

Foto van Geertje Timmer - de Jonge

Vroeger kende je altijd iedereen en zei je ook iedereen gedag.

“De laatste tien jaar zie ik dat de bevolking van Rozenburg verandert. Vroeger kende je altijd iedereen en zei je ook iedereen gedag.”

Foto van Vanja, Murisa en Faruk

Voor de kinderen is Bosnië hun vakantieland. Maar Rozenburg is hun thuis.

Faruk en Murisa komen uit Bosnië. Door de oorlog in voormalig Joegoslavië moesten zij vluchten. Voor de kinderen is Bosnië hun vakantieland.

Foto van Vanja en Hanny

Als er in Rozenburg teveel stank zou zijn, zouden we terug verhuizen.

Hanny is voorzitter van de stichting SKCR, die kunst dichterbij de Rozenburgers wil brengen. Dat is altijd Hanny’s missie geweest.